Tilt



Na afgelopen blok een complete paper aan literair festival Tilt gewijd te hebben, kon het niet anders dan dat ik mezelf ook eindelijk zou onderdompelen in het hele gebeuren. Dus had ik een kaartje gekocht. Ééntje maar, want iemand uit mijn directe omgeving mee krijgen naar een literair festival, en dan ook nog eens in Tilburg, is vergelijkbaar met aan een man vragen of hij het fijn vindt dat je een gasbrander op z’n ballen zet. Een volmondig ‘ja’ had er niet in gezeten; een halfslachtig ook niet trouwens. Verspilde moeite. Als ik ooit eens iets zou mogen veranderen aan het literatuuronderwijs in Nederland dan zou dat het effect van de totale haat en afschuw die het bij de meesten opwekt zijn. Literatuur is niet kut, maar dat terzijde. Ik weet dat al, anders had ik geen kaartje gekocht, had ik mijn jas niet aangetrokken en het koude weer getrotseerd om op tijd voor de opening bij de NWE Vorst aan te komen in de Willem II straat.

Vooraf was ik eigenlijk toch wel een beetje nerveus dat ik in mijn eentje zou gaan. Want dat is nieuw, en ik hou niet zo van nieuw. Ik hou meer van oud en voorspelbaar, same old same old. Ik stond nog maar net in de hal, te rommelen in mijn tas, of ik zag een bekend gezicht verschijnen, vergezeld van een ‘Hé, Mars!’ ‘hoi!’ ‘Hoe is het?’ En zodoende geschiedde het dat ik ineens toch niet alleen was, op de avond der avonden dat ik voor het eerst zou meemaken wat Tilt was, of liever: op Tilt was.

En het was goed, en vernieuwend, maar ook weer niet té vernieuwend, want zoals gezegd, hou ik eigenlijk helemaal niet zo van nieuwe dingen. Op de poëzieperformances valt, zoals altijd, wat af te dingen, want dat is vaak van die poëzie die indruk maakt wanneer ze voorgelezen wordt, maar zou je diezelfde woorden in je eentje, stilletjes op je kamertje, tot je willen nemen dan blijft er eigenlijk niet zoveel van overeind en wordt de boel als je pech hebt zelfs een beetje banaal. Ik moet bij dergelijke poëzie altijd aan Ilja Pfeijffer denken, omdat het alles is wat hij vooral níét wil zijn. Gelijk heeft ie.

Gelukkig was er niet alleen maar sprake van poëzievoordrachten, maar waren er ook interviews en intermediale prozalezingen. Persoonlijk hoogtepunt was toch wel Martijn Neggers’ voordracht uit Spoetnik, met een zeer muzikale uitbeelding van een vrijpartij tussen twee personen die zulke gênante koosnaampjes voor elkaar hebben (o, bruine beer!) dat de hele scène balanceert op de rand van het pijnlijk gênante en het pijnlijk hilarische. Ik kende hem hiervoor eigenlijk niet, alleen van de reclames van Gianotten. Misschien moet ik hem toch eens gaan lezen, en dat geldt voor meer Tilt-auteurs. Dat is ook, waarom ik ondanks mijn angst voor het onbekende tóch ben gegaan, omdat het oude ook maar het oude is en af en toe iets nieuws ontdekken best oké is.

Follow my blog with Bloglovin

Reacties

Populaire posts